maandag 27 december 2010

Maar ze zijn zo vervelend, meneer

Soms kijk ik ernaar met oprechte bewondering, soms met knarsende tanden van ergernis. Soms verheugen of verwarmen ze me, soms vormen ze de oorzaak van diepe zuchten. Van sommige houd ik, andere verafschuw ik.  Van degene die ik fantastisch vind, ziet u misschien werkelijk de schoonheid of leute niet in. Ze zijn immer en overal aanwezig, vormen niet zelden de aanleiding tot een grondige wisseling van gedachten, en laten niemand onberoerd. Het fenomeen dat ik hier beschrijf, beste lezer, heet: reclame.

Noch kan ik mijzelf tot het kamp van de fervente reclamekijkers rekenen, noch voel ik de onweerstaanbare drang om een haatgroep tegen reclames in het leven te roepen. Maar ongevoelig ben ik er niet voor, integendeel: als er iets is waarover ik wel eens grondig nadenk en waarover ik vaak een mening heb en verkondig, zijn het reclames. Ik kijk, ervaar, voel, analyseer en denk na over de vraag: wat maakt een reclame tot een goede reclame?

Voor zij onder u die het zich ook al hebben afgevraagd, en denken dat hun reclamesmaak op niets dan toevalligheid berust, zie hier het antwoord op al uw vragen.
Hieronder volgen drie factoren die bepalend kúnnen zijn voor het succes van een reclame. Gezegd moet echter dat de meeste reclames waarbij ik innerlijk jubel twee of meerdere van deze factoren combineren.

Succesfactor 1: kleine kinderen


Kleine en vooral schattige kinderen doen wonderen voor de aaibaarheids- en bijgevolg succesfactor van een reclame. Het beste voorbeeld hiervan is het schattige jongetje uit de Belgacomreclames, dat het intussen heeft geschopt tot BV, en zelfs een eigen fanpagina op Facebook heeft. Door dit jongetje werden de reclames van Belgacom – en zo indirect ook Belgacom zelf – gedurende lange tijd hét gespreksonderwerp.
Ook de al iets oudere reclame van Electrabel, waarin kleine kinderen in de rol van allerlei werkende volwassenen kruipen, dankt zijn slagen (deels) aan zijn hoofdrolspelers.
Maar een reclame heeft meer nodig dan kleine kinderen want dat bewijzen de honderden niet-geslaagde reclames waarin jonge kinderen een glansrol spelen, zoals de nieuwste van Planta.



Succesfactor 2: een opgewekt muziekje

Niets leuker dan reclame die u met een warm of opgewekt gevoel vervult, ja, u zelfs opmontert. Het soort liedje dat u spontaan begint mee te zingen, neuriën of lippen, het soort waarbij uw voeten en knieën uit zichzelf beginnen bewegen, het soort waarbij u plots de wereld móói vindt.
Reclamedeuntjes die bij mij dit prettige effect teweegbrengen, zijn het vrolijke “Be OK” van Ingrid Michaelson, dat gebruikt wordt in de reclame voor Opel Meriva, het melodietje uit de Philadelphiareclames dat bij mij een instant happy feeling creëert en het door Herta zelf gecomponeerd lichte en leuke muziekje uit hun recentste reclamespot. Overigens zijn in de reclame van Herta ook de piepjonge acteurs een succesfactor.
Maar een opgewekt muziekje alleen zal een reclame niet naar groot succes leiden want het oog wil ook wat. De Cola Light-reclame waarin Alphabeats “Fascination” gebruikt werd maar die (voor mij) geen schot in de roos was, is hier een mooie illustratie van.


Succesfactor 3: een origineel concept


Een krant die “Onverantwoord interessant” is bij De Standaard, ouders die verslaafd zijn aan televisie in hun plaats van hun kinderen (“Het is ook uw vader hé”) bij Belgacom of een verzonnen verhaal over het ontstaan van chocolade bij Milka; een origineel concept werkt.
Maar een concept alleen is niet genoeg want hoe goed het idee achter de reclame bij het nieuwe Radio 1-motto “Blijf niet met uw vragen zitten” ook was, een joggende man die in snelle, gemompelde en dus onduidelijke taal in sneltempo vragen op de kijker afvuurt is saai, oninteressant en na de reclame veel te hebben gezien ronduit irritant. Deze reclame nam zichzelf te serieus, en ook zelfrelativering en humor zijn belangrijk bij het maken van een succesreclame.


Misschien gaat u, lezer, door dit blogbericht anders naar reclames kijken, misschien ook niet. Maar het is een vaststaand feit dat reclameblokken sneller voorbij gaan door uzelf onderwijl bezig te houden. In plaats van naar de keuken te lopen of het kleinste vertrek op te zoeken, kan u nu ook rustig in uw (hopelijk) comfortabele zetel blijven zitten en uw redenen voor het al dan niet welbevinden van een reclame analyseren. Leuk, boeiend, en het houdt de hersenen nog jong ook. Veel plezier ermee!

donderdag 23 december 2010

Samensporigheid

Wie zegt dat de NMBS nergens voor deugt, liegt. Kan u mij een ander bedrijf noemen dat zoveel solidariteit en samenhorigheid onder elkaar volkomen onbekende mensen creëert als de NMBS? Nee? Dat dacht ik al. Nochtans zouden ze het allemaal kunnen, want het trucje is simpel: mensen zo geïrriteerd maken dat ze hun hart moeten luchten, ook al is het bij volslagen vreemden. Ook ik viel vorige week aan deze onweerstaanbare dwang ten prooi.
Het was vol goede moed dat ik donderdag koers zette richting station Antwerpen-Berchem. Zo uitgekiend het plan was (snel een nieuwe campuskaart halen, de trein van tien voor zeven nemen, in Gent de tram op en tien kleine minuten te laat op de vergadering aankomen), zo ingewikkeld de uitvoering ervan bleek.
De moed zonk me al zeer diep in de schoenen toen ik de stationshal binnenkwam. De trein die al meer dan een halfuur daarvoor het station had moeten verlaten, stond nog steeds op het aankondigingenbord, met 40 minuten vertraging. Nog dieper gleed de moed toen ik zag dat de vertraging van de drie latere treinen richting Gent “nog te bepalen” was. Bij de spoorwegen betekenen de onheilspellende woorden “vertraging nog te bepalen” maar één ding: dikke miserie.
Maar zie, daar verscheen weer een klein beetje hoop toen de man van het loket me verzekerde dat de trein van veertig minuten vertraging enkele minuten later zeker zou vertrekken. Met nieuwe verzamelde moed nam ik de roltrap naar spoor twee, waar mijn naïeve ik enkele minuten later zou ontdekken dat zeker lang niet altijd zeker betekent. Veertig minuten vertraging werden langer, het perron voller, mensen zenuwachtiger.
De eerste stap naar interactie werd gezet toen de IC-trein naar Gent en Oostende uiteindelijk dan toch het station binnenboemelde. Kreten van ongeloof werden geslaakt en monden vielen open van verbijstering. Wat zogenaamd een IC was, bleken drie kleine oude wagonnetjes te zijn. De onmogelijkheid van het verenigen van deze drie wagonnetjes en de zowat 400 mensen op het perron, gaf aanleiding tot het samen bekokstoven van strategieën, gaande van het tetrisgewijs stapelen van mensen tot “proppen, gewoon proppen!”. Nadat iedereen op wonderbaarlijke wijze een plekje in de trein had kunnen veroveren en de trein op even wonderbaarlijke wijze was veranderd van een IC-trein in een boemeltrein, gebeurde er helaas niks. Tot zowat een kwartier later iemand de deur van de wagon opende en met de woorden “Ik ben de machinist van dienst” te kennen gaf dat we zonder hem nergens heen konden.
Enkele minuten later trok plots een golf van jolijt door de kleine wagonnetjes en vulden expressies van vreugde de schaarste ruimte die er nog over was. Want de wonderen bleken de wereld nog niet uit: de IC-trein naar Kortrijk zou zo dadelijk vertrekken op spoor zes! Een kleine volksverhuizing en zowat een halfuur later bleken wonderen al lang geleden deze wereld te hebben verlaten. Iedereen zat op de trein, maar in de trein zelf zat nauwelijks beweging.
Maar even later dan toch: de trein begon te schokken, het landschap schoof langzaam voorbij.. we waren vertrokken! Spontaan barstte een applaus los, als ware de machinist een piloot die ons na een uiterst woelige vlucht veilig terug aan de grond had gezet. Voor de mensen die Kortrijk als bestemming hadden was de ellende echter nog niet voorbij. De trein bleek toch niet naar Kortrijk, maar naar Oostende te gaan. En even later niet naar Oostende, maar slechts tot Gent.
Hoe kafkaiaanser ons treinavontuur werd, hoe losser de tongen kwamen. Mensen spraken elkaar lukraak aan en ventileerden hun ongenoegen. Straffe treinverhalen borrelden boven. Dagelijkse vertragingen, slechte verbindingen en afgeschafte treinen; alle kommer en kwel van de gemiddelde Vlaamse pendelaar passeerde de revue. Deze babbeltjes deden het lange wachten iets sneller vooruitgaan, en het sociale wezen in mijzelf kreeg er zowaar een iet of wat warm en kerstachtig gevoel van.
In de sfeer van de aankomende feestdagen zou ik dan ook graag een toast uitbrengen. Op de NMBS, voor hun bijdrage aan een warme sfeer in deze koude tijden.
 

vrijdag 17 december 2010

De keerzijde van de witte medaille

Waarde Redactie,

Met enige verbazing en lichte ergernis las ik het opiniestuk “Netwerken in de jeugdbeweging” (DS, 14/12). Hoewel het niet te ontkennen valt dat de jeugdbeweging overwegend blank, Vlaams en middenklasse is, zijn er gelukkig ook uitzonderingen op deze regel. Chiro Mengelmoesh in de multiculturele wijk Rabot in Gent, waar ik met veel trots en vreugde leiding geef, pleit niet voor diversiteit. Nee, want ze ís diversiteit.
Toegegeven: onze zeskoppige leidingsploeg beantwoordt ook voor het overgrote deel aan het clichébeleid van jeugdleid(st)ers. Onze leden, daarentegen, zijn een grote brok aan verscheidenheid. Allochtone kinderen uit de middenklasse, autochtone kinderen uit de lagere klasse, kinderen uit armoedesituaties en uit problematische opvoedingssituaties,… you name it, we’ve got it.
Wij kiezen zeer bewust voor deze diversiteit en doen er alles aan om Chiro Mengelmoesh voor elk kind zo toegankelijk mogelijk te maken. Wij vragen geen lidgeld, maar in de plaats één euro per activiteit, waarvoor ze om vier uur een hapje en een drankje krijgen. Een kamp van vijf dagen kost bij ons 35 euro. Deze (belachelijk) lage prijzen zorgen ervoor dat Chiro Mengelmoesh voor iedereen toegankelijk is, maar heeft tevens tot gevolg dat we, nadat onze containerlokalen in de vernieling zijn geholpen door vandalen, geen geld hebben voor nieuwe, dat we het moeten doen met een beperkt assortiment aan materiaal en dat we onze inkomsten voornamelijk uit subsidies halen.
Diversiteit ís niet makkelijk.  Onze leden zijn niet op hun mondje gevallen, licht ontvlambaar en niet van de gemakkelijkste. Maar de voldoening als leiding is groot. Het gevoel dat je deze kinderen de kans kunt geven om zich in een gecontroleerde omgeving te ontspannen, hen kansen kan geven die ze anders mogelijk niet zouden krijgen (zoals op kamp gaan) en  hen tegelijk leert samenspelen in groep (en dus sociaal functioneren in een andere context), werkt ongelooflijk motiverend. Het besef dat wij als Chiro een verschil kunnen maken voor deze kinderen zorgt ervoor dat je als leiding zin hebt om er elke keer opnieuw te staan, om elke keer opnieuw een activiteit voor te bereiden.
Er is dus wel degelijk diversiteit in het jeugdwerk, en ik ben er van overtuigd dat het op veel grotere schaal kan, maar dan moet er door Chiro-, Scouts-, KSA- en alle andere leidingsploegen heel bewust voor gekozen worden. En dat gebeurt helaas nog veel te weinig.

Charlotte Van Doren,
leidster van Chiro Mengelmoesh, Gent-Rabot


Noot: dit is een lezersbrief die ik naar de redactie van De Standaard heb gestuurd. Het artikel waarop ik reageer, kan u vinden op http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=U333I57N&word=jeugdwerk

zaterdag 27 november 2010

Contradictio in terminis

" 'Daily' lijkt een mix te worden van sensatie en kwaliteit" was de in het oog springende quote van een artikel in De Standaard van 22 november over "The Daily", de eerste krant die enkel op een tablet te lezen zal zijn. Opmerkelijke marktpositionering, vond ik dat, want volgens mij is een krant die sensatie probeert te combineren met kwaliteit net zoiets als een bedrijf dat een lagekostenstrategie probeert te combineren met een differentiatiestrategie: gedoemd om te mislukken.

Een vat vol verloren vrienden

Of waarom Facebook meer kan zijn dan nutteloos tijdverdrijf

Een paar weken geleden viel een brief van mijn middelbare school in de bus. Dat ik vijf jaar afgestudeerd was, en daarom schriftelijk en hartelijk uitgenodigd op de oud-leerlingenavond. Al ben ik met een groot deel van mijn toenmalige vrienden ondertussen (enkel en alleen) bevriend op het sociale netwerk der sociale netwerken, toch voelde ik de nood niet om hen te zien. Uiteindelijk, het is toch niet omdat je het wel en wee van elkaars leven virtueel kunt volgen, dat je elkaar ook echt iets te vertellen hebt, wel?

Begin deze week viel er een bericht in mijn virtuele Facebook-postbus. Van het meisje dat zowat zes jaar mijn aller-, allerbeste vriendin geweest was, in een tijd waar ik nog wel eens melancholisch en licht verlangend aan terugdenk. Het bericht was gericht aan mij en enkele andere lieden van onze na ons afstuderen al snel verloren gegane vriendenclub. Of iemand van ons naar de oud-leerlingenavond kwam? Nadat een aantal mensen een overtuigend “ja!” het wereldwijde web hadden ingestuurd, zette ook ik – enigszins twijfelend – de stap en bevestigde mijn komst.

Zo kwam het dat ik gisteravond, licht zenuwachtig en erg benieuwd, de weg die ik zo vaak met mijn rugzak gelopen had opnieuw aflegde, op weg naar de mensen van toen, alsof het weer maandagochtend kwart na acht was.
Het werd een gezellige avond, een avond vol “wat doe jij nu?”, “wist je al dat?”, “weet je nog toen?”, “wat is het lang geleden”. Een avond waarin werd gezegd dat het nu geen vijf jaar meer mocht duren, een belofte waar misschien, hopelijk aan gehouden gaat worden. Een avond waarin heel misschien de kiem is gelegd voor iets (op)nieuws, al zal het nooit meer zo zijn als vroeger, zelfs niet bijna.

Maar we hebben elkaar weer gezien. We kenden elkaar nog, zijn niet volledig uit elkaars leven verdwenen. En om heel eerlijk te zijn, vind ik dat een fijn gevoel. Dat een stukje verleden nog bestaat. Dat verloren niet helemaal verloren hoeft te zijn.
Met dank aan het virtuele vriendenvat.

zaterdag 6 november 2010

De mirakelen der wiskunde

Oeps. Een klein rekenfoutje in De Standaard van dit weekend. In een artikel over de broer van voormalig Frans minister van Justitie Rachida Dati stond te lezen: “Toch eigenaardig: het gezin Dati telt elf kinderen, vier jongens en zes meisjes, en eigenlijk is het alleen met Jamal echt fout gelopen.” Vooral eigenaardig dat het tegenwoordig mogelijk is dat een kroost van elf bestaat uit vier zonen en zes dochters. De mirakelen der wetenschap? Weinig waarschijnlijk. Maar ach, dacht ik, het is maar een detail, en een eindredacteur is ook maar een mens.
Lichte verbazing en irritatie dan ook toen een stukje verder in de tekst er nog steeds vier zonen waren, er enkele zinnen verder werd gesproken over zes dochters… en twee alinea’s later er nog steeds elf kinderen bleken te zijn. Gekke familie, die Dati’s.

woensdag 3 november 2010

Instant verliefdheid

Een halfuur puur geluk. Een aaneenschakeling van momenten van (niet geheel onverwachte) schoonheid. Alsof hij en ik daar alleen waren. Het gevoel dat hij alleen voor mij zong. Het waanbeeld dat hij alleen naar mij keek. Tot het applaus.

Het besef. Er is ook nog publiek. Want dit is een concert.
In de Hoogpoort in Gent, in het kleine keldercafé Abacho, brengt hij – nu eens hyperactief rondspringend, dan zacht en breekbaar – zijn nummers voor ons. Ik heb het hier, lieve lezers, over
Arne Vanhaecke. Wat een zanger. Wat een schrijver. Wat een jongen. 

Een optreden dat zweeft tussen heerlijk onnozel en ongelooflijk intiem, tussen begeleid door handgeklap je keel openzetten en met je ogen dicht zachtjes meezingen. Een optreden met teksten als pure poëzie en eenvoudige, heerlijke muziek om volledig bij weg te dromen. Een optreden zoals er veel meer zouden moeten zijn.

Als u, beste lezer, ook dringend nood hebt aan een dosis dopamine:
www.myspace.com/arnevanhaecke. U zal mij dankbaar zijn.

dinsdag 2 november 2010

Kannibalisme bij de openbare omroep?

Redelijk onbegrijpelijk, als je ’t mij vraagt. Steeds luider klinkt de laatste jaren de roep naar meer kwaliteit op de openbare omroep, terwijl tevens de nodige besparingen steeds harder worden. Personeelsafvloeiingen, minder zelfgemaakte programma’s en minder geld voor die programma’s die wel in eigen huis geproduceerd worden zijn hiervan de ‘logische’ gevolgen. Is het in dat opzicht dan niet bizar dat de openbare omroep de kijker zonder video- of dvdrecorder dwingt een keuze te maken tussen kwaliteitsprogramma’s?
De nieuwe documentairereeks “
God en klein Pierke” met Martin Heylen, waarvoor de verwachtingen hooggespannen staan, heeft op een doodgewone dinsdagavond Canvasconcurrentie van achtereenvolgens het derde seizoen van de alom geprezen reeks “Plat préféré” en de nieuwe reeks “De vormgevers”, waarvan de eerste twee afleveringen door critici zeer gesmaakt werden.
Het is alles behalve ondenkbaar dat er kijkers bestaan die zich voor alle drie van deze programma’s interesseren, en het is doodjammer – zowel voor deze kijkers als voor de openbare omroep en hun kijkcijfers – dat deze mensen een keuze zullen moeten maken.
Wat de redenering achter deze beslissing is, kan ik met de beste wil van de wereld niet bedenken, maar het logische gevolg wel: het ene programma zal kijkers wegsnoepen bij het andere. Kannibalisme, noemen economisten dat.

maandag 1 november 2010

De WWW van het bloggen: deel 1

In het artikel “Why I blog”, dat de ervaren blogger Andrew Sullivan schreef voor “The Atlantic”, geeft hij zijn persoonlijke visie op het bloggen en haalt hij een aantal elementen aan waarin dit moderne fenomeen volgens hem fundamenteel verschilt van de traditionele, geschreven media. Aan de hand van een aantal quotes probeer ik de essentie van de tekst te analyseren. Waar slaat hij de nagel op de kop? Welke uitspraken hebben mij aan het denken gezet? Een overpeinzing in vier delen.

DEEL 1: Panta Rhei: de oneindige en immer uitdeinende grenzen van een blogpost

“Alles stroomt”, mijmerde Herakleitos in de 6e eeuw voor Christus, waarmee het doelde op het constant proces van verandering waaraan het universum en alle dingen erin onderhevig zijn. Deze gedachte kan eenvoudig doorgetrokken worden naar vandaag want ook het universum dat het Internet vandaag is – de virtuele wereld is een wereld op zich geworden – en de pagina’s, teksten, afbeeldingen en woorden erop, zijn voortdurend in beweging.
Websites worden gebouwd, pagina’s gecreëerd, links toegevoegd, teksten aangepast, woorden geschreven. Een blogpost hoeft niet an sich te veranderen om te veranderen. Ook wanneer er op de pagina’s waarnaar de tekst linkt iets verandert, kan dit een tekst veranderen. Immers, de inhoud van deze ‘verbonden’ pagina’s bepaalt – voornamelijk voor de diepgravende lezers, die daadwerkelijk interesse hebben in meer dan het oorspronkelijke artikel – mee de context waarin en het perspectief waarmee een lezer een tekst leest. Of om het met de woorden van Sullivan te zeggen: “its [i.e van een blogpost] borders are extremely porous”.
Later in de tekst komt Sullivan terug op het belang van hyperlinks en schrijft hij: “But the superficiality masked considerable depth – greater depth, from one perspective, than the traditional media could offer. The reason was a single technological innovation: the hyperlink.” Biedt een blogpost meer diepte dan een old-fashioned papieren artikel? Of is het eerder een ander soort diepte?
In mijn ogen is het eerder dit tweede. De diepte die een traditioneel kranten- of weekbladartikel biedt, komt voort uit het diepgravend onderzoek dat aan het schrijven van dit artikel vooraf is gegaan, uit de zorgvuldige informatieselectie van de auteur, uit het wikken en wegen van zijn woorden alvorens ze op papier te zetten. Een blogpost, daarentegen, biedt lezers de mogelijkheid om – via links en het lezen van lezerscommentaren – meer te weten te komen dan in de oorspronkelijke tekst stond. De diepte van een blogpost, met andere woorden, is een diepte waar de online lezer voor kiest, en die hij zelf creëert.
Welke diepte het meest waardevol is? Dat mag u zelf beslissen.

vrijdag 29 oktober 2010

Gezang en gezucht

Zegt de naam Lies Lefever u iets? Zo niet: Lies Lefever, vooral bekend als comédienne, is de zwarte, slechtziende zangeres die u in dit seizoen van de Laatste Show elke woensdag voorziet van één of meerdere liedjes over de (brede) actualiteit.
Tot zover het goede nieuws. Niks mis met een vrolijk deuntje op tijd en stond. Het probleem ontstaat wanneer die miniliedjes teksten hebben die aan elkaar hangen met tenenkrullende dwangmatige rijmwoordenboekrijmpjes, en die bij momenten gevaarlijk balanceren op de dunne lijn tussen humor (althans wat sommige mensen humor zouden vinden) en smakeloosheid (“Els Clottemans, gij hebt op Facebook veel meer vrienden dan in ’t echt” (De Laatste Show, 29/10/2010)).
Lies Lefever’s wekelijkse televisiepassage gaat bij mij meestal gepaard met de nodige zuchten en irritatie (en ik betwijfel sterk dat ik de enige ben), dus vraag ik mij af: wil de openbare omroep tegen wil en dank meer diversiteit in hun programma’s, of zien zij in Lies Lefever een groot talent?

dinsdag 26 oktober 2010

Een dubbele bodem?

Een raar gevoel bij het korte gesprek met Katrien Van Der Straeten gisteren op het laatavondjournaal van de VRT. Nadat ze formeel bevestigd had dat Els Clottemans haar onschuld staande houdt en in cassatie wilt gaan, zei Van Der Straeten: "U weet dat wij als advocaat zeggen: wij leggen ons neer bij het oordeel dat door de jury is geveld, maar ik denk dat dat voor haar als mens iets anders is." De uitspraak van een verliezer die waardig de uitslag erkent? Of een verborgen manier om te zeggen: "Ook wij geloven in haar schuld."?

"Dat wisten we toch al"

"Wist je dat nog niet?" is de meest voorkomende reactie als ik mensen vertel wat ik momenteel aan het lezen ben, het onthutsende "Dieren eten" van Jonathan Safran Foer. "Nee, ik wist niet hoe erg het was, en dat weet jij ook niet, tot je de cijfers in dit boek ziet. De harde waarheid zwart op wit."
Dat er voor één kilo garnalen in de winkel tweeënvijftig (52!) kilo andere zeedieren gestorven zijn, dat van jonge biggetjes (zonder verdoving, uiteraard) staart en tanden worden geknipt om agressie in de overvolle stallen te vermijden en dat alle mannelijke kuikentjes - die voor de bio-industrie van geen enkel nut zijn - worden geëlektroceerd of levend in een hakselaar gegooid.
Kippenvleugeltje, iemand?