dinsdag 25 januari 2011

Intermezzo: Spanje ligt in Azië

Gezien in de reclamefolder van ALDI: Aziatisch kruidenassortiment voor €1.49. Op de bijbehorende foto zien we dat dit assortiment bestaat uit vier potjes en op het etiket van het eerste staat - oh jawel - Spaanse peper. Vind ik grappig.

maandag 24 januari 2011

Cherchez les Flamands

Protest zkt. Vlaming

Ook ik was erbij. Ook mijn lijf was één van die vele 34.000 die gisteren door de straten van Brussel trokken.
Onder het motto “Shame” nam een vreedzame en in essentie politiek neutrale karavaan de politieke twistappel van ons kleine landje in. Shame op onze incompetente (?) politici. Shame op de vele verwijten die de beide oevers van Samber en Maas elkaar naar het hoofd slingeren. Shame op de aanslepende onderhandelingen.
De slogans die in de indrukwekkende mensenmassa van het Noordstation naar het Jubelpark te horen vielen, waren van voornamelijk Franstalige aard. Strijdlustige kreten à la “Un gouvernment! Maintenant!” (waarvan ook enkele keren de iets minder goed bekkende Vlaamse variant “Een regering! Dadelijk!” gehoord werd) schalden door de koude zondagse lucht.
Dat we in een veelal Franstalig deel van de betoging waren beland, dachten we. Niets bleek minder waar, want de grotere vertegenwoordiging van Vlamingen in België werd in deze mars niet weerspiegeld. Hadden de Vlamingen geen goesting? Kan het de Vlamingen niet schelen? Durft de Vlaming aan de zijlijn het veld niet betreden? Wat de reden(en) ook moge zijn, volgens een steekproef was slechts één betoger op vijf Vlaming. Met andere woorden: slechts een dikke 1% procent van de Vlamingen is tegen de politieke impasse op straat gekomen.  Dát is pas een schande.

maandag 27 december 2010

Maar ze zijn zo vervelend, meneer

Soms kijk ik ernaar met oprechte bewondering, soms met knarsende tanden van ergernis. Soms verheugen of verwarmen ze me, soms vormen ze de oorzaak van diepe zuchten. Van sommige houd ik, andere verafschuw ik.  Van degene die ik fantastisch vind, ziet u misschien werkelijk de schoonheid of leute niet in. Ze zijn immer en overal aanwezig, vormen niet zelden de aanleiding tot een grondige wisseling van gedachten, en laten niemand onberoerd. Het fenomeen dat ik hier beschrijf, beste lezer, heet: reclame.

Noch kan ik mijzelf tot het kamp van de fervente reclamekijkers rekenen, noch voel ik de onweerstaanbare drang om een haatgroep tegen reclames in het leven te roepen. Maar ongevoelig ben ik er niet voor, integendeel: als er iets is waarover ik wel eens grondig nadenk en waarover ik vaak een mening heb en verkondig, zijn het reclames. Ik kijk, ervaar, voel, analyseer en denk na over de vraag: wat maakt een reclame tot een goede reclame?

Voor zij onder u die het zich ook al hebben afgevraagd, en denken dat hun reclamesmaak op niets dan toevalligheid berust, zie hier het antwoord op al uw vragen.
Hieronder volgen drie factoren die bepalend kúnnen zijn voor het succes van een reclame. Gezegd moet echter dat de meeste reclames waarbij ik innerlijk jubel twee of meerdere van deze factoren combineren.

Succesfactor 1: kleine kinderen


Kleine en vooral schattige kinderen doen wonderen voor de aaibaarheids- en bijgevolg succesfactor van een reclame. Het beste voorbeeld hiervan is het schattige jongetje uit de Belgacomreclames, dat het intussen heeft geschopt tot BV, en zelfs een eigen fanpagina op Facebook heeft. Door dit jongetje werden de reclames van Belgacom – en zo indirect ook Belgacom zelf – gedurende lange tijd hét gespreksonderwerp.
Ook de al iets oudere reclame van Electrabel, waarin kleine kinderen in de rol van allerlei werkende volwassenen kruipen, dankt zijn slagen (deels) aan zijn hoofdrolspelers.
Maar een reclame heeft meer nodig dan kleine kinderen want dat bewijzen de honderden niet-geslaagde reclames waarin jonge kinderen een glansrol spelen, zoals de nieuwste van Planta.



Succesfactor 2: een opgewekt muziekje

Niets leuker dan reclame die u met een warm of opgewekt gevoel vervult, ja, u zelfs opmontert. Het soort liedje dat u spontaan begint mee te zingen, neuriën of lippen, het soort waarbij uw voeten en knieën uit zichzelf beginnen bewegen, het soort waarbij u plots de wereld móói vindt.
Reclamedeuntjes die bij mij dit prettige effect teweegbrengen, zijn het vrolijke “Be OK” van Ingrid Michaelson, dat gebruikt wordt in de reclame voor Opel Meriva, het melodietje uit de Philadelphiareclames dat bij mij een instant happy feeling creëert en het door Herta zelf gecomponeerd lichte en leuke muziekje uit hun recentste reclamespot. Overigens zijn in de reclame van Herta ook de piepjonge acteurs een succesfactor.
Maar een opgewekt muziekje alleen zal een reclame niet naar groot succes leiden want het oog wil ook wat. De Cola Light-reclame waarin Alphabeats “Fascination” gebruikt werd maar die (voor mij) geen schot in de roos was, is hier een mooie illustratie van.


Succesfactor 3: een origineel concept


Een krant die “Onverantwoord interessant” is bij De Standaard, ouders die verslaafd zijn aan televisie in hun plaats van hun kinderen (“Het is ook uw vader hé”) bij Belgacom of een verzonnen verhaal over het ontstaan van chocolade bij Milka; een origineel concept werkt.
Maar een concept alleen is niet genoeg want hoe goed het idee achter de reclame bij het nieuwe Radio 1-motto “Blijf niet met uw vragen zitten” ook was, een joggende man die in snelle, gemompelde en dus onduidelijke taal in sneltempo vragen op de kijker afvuurt is saai, oninteressant en na de reclame veel te hebben gezien ronduit irritant. Deze reclame nam zichzelf te serieus, en ook zelfrelativering en humor zijn belangrijk bij het maken van een succesreclame.


Misschien gaat u, lezer, door dit blogbericht anders naar reclames kijken, misschien ook niet. Maar het is een vaststaand feit dat reclameblokken sneller voorbij gaan door uzelf onderwijl bezig te houden. In plaats van naar de keuken te lopen of het kleinste vertrek op te zoeken, kan u nu ook rustig in uw (hopelijk) comfortabele zetel blijven zitten en uw redenen voor het al dan niet welbevinden van een reclame analyseren. Leuk, boeiend, en het houdt de hersenen nog jong ook. Veel plezier ermee!

donderdag 23 december 2010

Samensporigheid

Wie zegt dat de NMBS nergens voor deugt, liegt. Kan u mij een ander bedrijf noemen dat zoveel solidariteit en samenhorigheid onder elkaar volkomen onbekende mensen creëert als de NMBS? Nee? Dat dacht ik al. Nochtans zouden ze het allemaal kunnen, want het trucje is simpel: mensen zo geïrriteerd maken dat ze hun hart moeten luchten, ook al is het bij volslagen vreemden. Ook ik viel vorige week aan deze onweerstaanbare dwang ten prooi.
Het was vol goede moed dat ik donderdag koers zette richting station Antwerpen-Berchem. Zo uitgekiend het plan was (snel een nieuwe campuskaart halen, de trein van tien voor zeven nemen, in Gent de tram op en tien kleine minuten te laat op de vergadering aankomen), zo ingewikkeld de uitvoering ervan bleek.
De moed zonk me al zeer diep in de schoenen toen ik de stationshal binnenkwam. De trein die al meer dan een halfuur daarvoor het station had moeten verlaten, stond nog steeds op het aankondigingenbord, met 40 minuten vertraging. Nog dieper gleed de moed toen ik zag dat de vertraging van de drie latere treinen richting Gent “nog te bepalen” was. Bij de spoorwegen betekenen de onheilspellende woorden “vertraging nog te bepalen” maar één ding: dikke miserie.
Maar zie, daar verscheen weer een klein beetje hoop toen de man van het loket me verzekerde dat de trein van veertig minuten vertraging enkele minuten later zeker zou vertrekken. Met nieuwe verzamelde moed nam ik de roltrap naar spoor twee, waar mijn naïeve ik enkele minuten later zou ontdekken dat zeker lang niet altijd zeker betekent. Veertig minuten vertraging werden langer, het perron voller, mensen zenuwachtiger.
De eerste stap naar interactie werd gezet toen de IC-trein naar Gent en Oostende uiteindelijk dan toch het station binnenboemelde. Kreten van ongeloof werden geslaakt en monden vielen open van verbijstering. Wat zogenaamd een IC was, bleken drie kleine oude wagonnetjes te zijn. De onmogelijkheid van het verenigen van deze drie wagonnetjes en de zowat 400 mensen op het perron, gaf aanleiding tot het samen bekokstoven van strategieën, gaande van het tetrisgewijs stapelen van mensen tot “proppen, gewoon proppen!”. Nadat iedereen op wonderbaarlijke wijze een plekje in de trein had kunnen veroveren en de trein op even wonderbaarlijke wijze was veranderd van een IC-trein in een boemeltrein, gebeurde er helaas niks. Tot zowat een kwartier later iemand de deur van de wagon opende en met de woorden “Ik ben de machinist van dienst” te kennen gaf dat we zonder hem nergens heen konden.
Enkele minuten later trok plots een golf van jolijt door de kleine wagonnetjes en vulden expressies van vreugde de schaarste ruimte die er nog over was. Want de wonderen bleken de wereld nog niet uit: de IC-trein naar Kortrijk zou zo dadelijk vertrekken op spoor zes! Een kleine volksverhuizing en zowat een halfuur later bleken wonderen al lang geleden deze wereld te hebben verlaten. Iedereen zat op de trein, maar in de trein zelf zat nauwelijks beweging.
Maar even later dan toch: de trein begon te schokken, het landschap schoof langzaam voorbij.. we waren vertrokken! Spontaan barstte een applaus los, als ware de machinist een piloot die ons na een uiterst woelige vlucht veilig terug aan de grond had gezet. Voor de mensen die Kortrijk als bestemming hadden was de ellende echter nog niet voorbij. De trein bleek toch niet naar Kortrijk, maar naar Oostende te gaan. En even later niet naar Oostende, maar slechts tot Gent.
Hoe kafkaiaanser ons treinavontuur werd, hoe losser de tongen kwamen. Mensen spraken elkaar lukraak aan en ventileerden hun ongenoegen. Straffe treinverhalen borrelden boven. Dagelijkse vertragingen, slechte verbindingen en afgeschafte treinen; alle kommer en kwel van de gemiddelde Vlaamse pendelaar passeerde de revue. Deze babbeltjes deden het lange wachten iets sneller vooruitgaan, en het sociale wezen in mijzelf kreeg er zowaar een iet of wat warm en kerstachtig gevoel van.
In de sfeer van de aankomende feestdagen zou ik dan ook graag een toast uitbrengen. Op de NMBS, voor hun bijdrage aan een warme sfeer in deze koude tijden.
 

vrijdag 17 december 2010

De keerzijde van de witte medaille

Waarde Redactie,

Met enige verbazing en lichte ergernis las ik het opiniestuk “Netwerken in de jeugdbeweging” (DS, 14/12). Hoewel het niet te ontkennen valt dat de jeugdbeweging overwegend blank, Vlaams en middenklasse is, zijn er gelukkig ook uitzonderingen op deze regel. Chiro Mengelmoesh in de multiculturele wijk Rabot in Gent, waar ik met veel trots en vreugde leiding geef, pleit niet voor diversiteit. Nee, want ze ís diversiteit.
Toegegeven: onze zeskoppige leidingsploeg beantwoordt ook voor het overgrote deel aan het clichébeleid van jeugdleid(st)ers. Onze leden, daarentegen, zijn een grote brok aan verscheidenheid. Allochtone kinderen uit de middenklasse, autochtone kinderen uit de lagere klasse, kinderen uit armoedesituaties en uit problematische opvoedingssituaties,… you name it, we’ve got it.
Wij kiezen zeer bewust voor deze diversiteit en doen er alles aan om Chiro Mengelmoesh voor elk kind zo toegankelijk mogelijk te maken. Wij vragen geen lidgeld, maar in de plaats één euro per activiteit, waarvoor ze om vier uur een hapje en een drankje krijgen. Een kamp van vijf dagen kost bij ons 35 euro. Deze (belachelijk) lage prijzen zorgen ervoor dat Chiro Mengelmoesh voor iedereen toegankelijk is, maar heeft tevens tot gevolg dat we, nadat onze containerlokalen in de vernieling zijn geholpen door vandalen, geen geld hebben voor nieuwe, dat we het moeten doen met een beperkt assortiment aan materiaal en dat we onze inkomsten voornamelijk uit subsidies halen.
Diversiteit ís niet makkelijk.  Onze leden zijn niet op hun mondje gevallen, licht ontvlambaar en niet van de gemakkelijkste. Maar de voldoening als leiding is groot. Het gevoel dat je deze kinderen de kans kunt geven om zich in een gecontroleerde omgeving te ontspannen, hen kansen kan geven die ze anders mogelijk niet zouden krijgen (zoals op kamp gaan) en  hen tegelijk leert samenspelen in groep (en dus sociaal functioneren in een andere context), werkt ongelooflijk motiverend. Het besef dat wij als Chiro een verschil kunnen maken voor deze kinderen zorgt ervoor dat je als leiding zin hebt om er elke keer opnieuw te staan, om elke keer opnieuw een activiteit voor te bereiden.
Er is dus wel degelijk diversiteit in het jeugdwerk, en ik ben er van overtuigd dat het op veel grotere schaal kan, maar dan moet er door Chiro-, Scouts-, KSA- en alle andere leidingsploegen heel bewust voor gekozen worden. En dat gebeurt helaas nog veel te weinig.

Charlotte Van Doren,
leidster van Chiro Mengelmoesh, Gent-Rabot


Noot: dit is een lezersbrief die ik naar de redactie van De Standaard heb gestuurd. Het artikel waarop ik reageer, kan u vinden op http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=U333I57N&word=jeugdwerk

zaterdag 27 november 2010

Contradictio in terminis

" 'Daily' lijkt een mix te worden van sensatie en kwaliteit" was de in het oog springende quote van een artikel in De Standaard van 22 november over "The Daily", de eerste krant die enkel op een tablet te lezen zal zijn. Opmerkelijke marktpositionering, vond ik dat, want volgens mij is een krant die sensatie probeert te combineren met kwaliteit net zoiets als een bedrijf dat een lagekostenstrategie probeert te combineren met een differentiatiestrategie: gedoemd om te mislukken.

Een vat vol verloren vrienden

Of waarom Facebook meer kan zijn dan nutteloos tijdverdrijf

Een paar weken geleden viel een brief van mijn middelbare school in de bus. Dat ik vijf jaar afgestudeerd was, en daarom schriftelijk en hartelijk uitgenodigd op de oud-leerlingenavond. Al ben ik met een groot deel van mijn toenmalige vrienden ondertussen (enkel en alleen) bevriend op het sociale netwerk der sociale netwerken, toch voelde ik de nood niet om hen te zien. Uiteindelijk, het is toch niet omdat je het wel en wee van elkaars leven virtueel kunt volgen, dat je elkaar ook echt iets te vertellen hebt, wel?

Begin deze week viel er een bericht in mijn virtuele Facebook-postbus. Van het meisje dat zowat zes jaar mijn aller-, allerbeste vriendin geweest was, in een tijd waar ik nog wel eens melancholisch en licht verlangend aan terugdenk. Het bericht was gericht aan mij en enkele andere lieden van onze na ons afstuderen al snel verloren gegane vriendenclub. Of iemand van ons naar de oud-leerlingenavond kwam? Nadat een aantal mensen een overtuigend “ja!” het wereldwijde web hadden ingestuurd, zette ook ik – enigszins twijfelend – de stap en bevestigde mijn komst.

Zo kwam het dat ik gisteravond, licht zenuwachtig en erg benieuwd, de weg die ik zo vaak met mijn rugzak gelopen had opnieuw aflegde, op weg naar de mensen van toen, alsof het weer maandagochtend kwart na acht was.
Het werd een gezellige avond, een avond vol “wat doe jij nu?”, “wist je al dat?”, “weet je nog toen?”, “wat is het lang geleden”. Een avond waarin werd gezegd dat het nu geen vijf jaar meer mocht duren, een belofte waar misschien, hopelijk aan gehouden gaat worden. Een avond waarin heel misschien de kiem is gelegd voor iets (op)nieuws, al zal het nooit meer zo zijn als vroeger, zelfs niet bijna.

Maar we hebben elkaar weer gezien. We kenden elkaar nog, zijn niet volledig uit elkaars leven verdwenen. En om heel eerlijk te zijn, vind ik dat een fijn gevoel. Dat een stukje verleden nog bestaat. Dat verloren niet helemaal verloren hoeft te zijn.
Met dank aan het virtuele vriendenvat.